Joyce
- Rineke

- 13 okt
- 3 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 16 okt

Het was haar signaalrode jasje dat mijn aandacht trok. Het paste goed bij haar korte, witgrijze kapsel en het zilverkleurige montuur van haar bril. Met haar rechterhand trok ze het boodschappenmandje achter zich aan. Het was nog leeg. In de andere hand klemde ze een velletje papier waarop ze om de paar seconden een blik wierp.
Toen ik haar passeerde kruisten onze blikken elkaar. Ze had een open, vriendelijk gezicht en glimlachte. Ik glimlachte terug, wat haar zal hebben aangemoedigd mij aan te spreken. āWeet u waar de prei ligt?ā
Ze hield het briefje voor mijn neus. In grote, onzekere potloodletters stonden er vier woorden. Prei, Wortel, Ui, Selderij. Ik wees naar de bak met prei, een stukje terug. āOok nog in de bonusā, zei ik erbij.
Ze draaide zich om, gleed met haar blik langs de avocadoās, paksoi en verse kruiden, aarzelde en pakte uiteindelijk een potje verse tijm.
āDit?ā
Grapje, dacht ik een nanoseconde. Haar ogen verraadden van niet.
De volgende tien minuten besteedden we gezamenlijk aan het verzamelen van de vier ingrediĆ«nten op haar lijstje. āHet is voor groentesoepā, verklaarde ze. Ik drukte haar een prei in de handen. āEn nu een wortelā, zei ze. āEĆ©n wortelā. Dan wordt het een winterwortel, reageerde ik gedecideerd. āKleine worteltjes gaan alleen per bos.ā Maar we vonden geen winterwortel en ik wees naar haar lijstje. āSelderijā, las ik voor. āBladselderij of een knol?ā Haar blik bleef blanco. Ik ging haar voor naar een schap met kruiden in plastic bakjes. Achter het kaartje ābladselderijā gaapte een leegte. Dat zoiets als bladselderij uitverkocht kon zijn leek haar zeer te verbazen. āMaarā, grapte ik, āu kunt ook de blaadjes van een knolselderij plukken!ā Ze schaterde en begon het zichtbaar een leuke exercitie te vinden. āDat ik iemand gevonden heb zoals u. Wat een geluk!ā Intussen vorderde de missie voor geen meter. Ook de ui zorgde voor een probleem: voor de soep was er maar 1 nodig, verzekerde ze. (Eigenlijk was van alles maar ƩƩn nodig.) Ik gebaarde naar de schappen: āDat gaat niet. Uien verkopen ze niet per stuk.ā Ze fronste haar wenkbrauwen. De soep raakte met de minuut meer uit zicht. Meer dan een prei lag er nog niet in het mandje.
Even gebeurde er niets. Ik sloeg onszelf gade. Twee vrouwen met een boodschappenmandje op een donderdagochtend op de groenteafdeling van Albert Heijn. Vreemden, die een paar minuten met elkaar in de weer waren, momenten die in het brein van de een nooit zouden beklijven, niet meer bestonden op het moment dat ze beleefd werden. Die het brein van de ander zou opslaan als een pijnlijke ontmoeting met misschien wel de meest hardvochtige ouderdomskwaal van deze tijd. Ik durfde er niet aan te denken wat ze vanavond zou eten maar deed het toch. Ik kreeg een ingeving. āKom even meeā, gebood ik haar zachtjes en trok aan de mouw van haar rode jasje. In het koelvak pakte ik een zak soepgroente en zwaaide hem triomfantelijk voor haar neus.
āAlles zit erin!ā Ze straalde. āOok prei?ā āJaā, bevestigde ik. āOok prei.ā
We waren klaar. Ze leek het moment van afscheid te willen uitstellen.
āHoe heet je?ā
āRinekeā, antwoordde ik.
āIk heet Joyceā, zei ze vriendelijk. āAls we elkaar een keer tegenkomen kunnen we āhalloā zeggen.ā
āJaā, glimlachte ik zwakjes. āLaten we dat doen.ā
Ā



Opmerkingen